|
Vraag 80 – Kleurvererving
Hallo,
Ik heb een vraag over kleurvererving:
Is het mogelijk uit een rode doffer een rode doffer te kweken.
Heb zelf al heel lang duiven maar altijd kweekte ik uit een rode
doffer jongen
die wanneer ze rood waren duivinnen bleken te zijn en uit rode
duivinnen waren de rode jongen altijd doffers.
Gr
S.
Update 1
Voor beantwoording van deze vraag heb ik contact gezocht met Steven
van Breemen. Hij schreef samen met de gekende Hongaarse professor
Anker het boek ‘De kunst van het Kweken’. In dit meesterwerk komen aan
de orde onderwerpen als De Vererving - Kwalitatieve en Kwantitatieve
Eigenschappen - De Kweek - De Selektie - Selektie naar Uiterlijke
Kenmerken - Andere Bijzonderheden van Belang bij het Selekteren - De
Kweekmethode.
Uit dit boek hieronder het hoofdstuk ‘De rode kleur’. Het lezen meer
dan waard en het antwoord op de gestelde vraag zit erin verweven.
Dank aan Steven van Breemen voor zijn medewerking.
36. De rode kleur
De rode kleur bij postduiven vererft zich dominant over iedere andere
kleur, daarom komt die kleur zoveel voor. In samenhang met de rode
kleur leeft in onze herinnering de persoon van dr. Bricoux, de geniale
Belgische liefhebber die in 1945 stierf.
Dr. Arthur Bricoux heeft in het gouden boek van de duivensport een
onsterfelijk memorandum voor zichzelf opgesteld door zijn kweekkunst.
Zijn wedvluchtresultaten waren in die tijd van enorm gehalte. Slechts
die liefhebbers konden slag met hem leveren, die duiven van zijn hok
bezaten. Zijn ras heeft hij zo perfect gevormd, dat zijn duiven zelfs
na 10 en 15 generaties direct bij de eerste oogopslag te herkennen
waren. Hun type was zo karakteristiek, dat hun herkomst onmiddellijk
duidelijk was. Tegenwoordig leest men nog soms, dat één of andere
ereprijs-winnaar op een groot concours een zuivere Bricoux is. De
laatste jaren heeft dr. Albrecht, een West-Duits liefhebber, het tot
goede prestaties gebracht. Hij houdt ze zuiver en heeft zijn duiven
bij de zeer bekende liefhebber Wittich uit Bingen gehaald, die dit
bloed al 30-40 jaar lang zuiver wist te houden. Bricoux won in de
periode 1905-1914 meer dan 2000 prijzen en zo ging dat verder tot
1940. ledere dierkundige moet zijn hoofd eerbiedig buigen voor een
kweker die gedurende 35 jaar 20-25 generaties lang zijn stam op
wereldniveau kon handhaven.
Bricoux heeft in het begin de zuivere Grooters gefokt, die hij meestal
bij zijn vriend Bekeman haalde. Bekeman was verzorger geweest bij
Grooters, die tussen 1860 en 1900 één der beste liefhebbers van België
was, zo niet de beste. Door middel van inteelt heeft hij twee lijnen
gevormd, waarvan men het type ook vandaag nog bij bepaalde liefhebbers
kan herkennen. Enige tijd geleden heb ik in „De Duif" twee
beschrijvingen gelezen over de populaties van twee van de grootste
Antwerpse kampioenen: R. van Gulck en van Rhijn Kloeck. Op beide
hokken heeft een doffer van Horemans een belangrijke inbreng gehad. In
kleur en in type was hij een getrouwe kopie van het oude Grooters
type. Bekeman had dus de mogelijkheid direct aan de wonderbare
Grooters-bron te kunnen putten en uit deze duiven heeft hij later
enkele zeer waardevolle exemplaren aan dr. Bricoux gegeven, die toen
nog een jong medicus was. Later heeft Bricoux twee doffers met een
zekere Baclène geruild en die waren rood. Deze liefhebber kweekte het
GrootersHansenne-Henin bloed en zo waren de Bricoux en Baclène duiven
tot op zekere hoogte verwant. De kruising van die twee doffers in de
Bricoux populatie resulteerde in een hele serie wereldberoemde duiven.
Bricoux heeft zijn hele leven van de inteelt gebruik gemaakt en op die
manier ontwikkelde hij een populatie met dusdanige kwaliteiten, dat
hij jarenlang als de beste liefhebber ter wereld werd beschouwd. Omdat
hij voor zijn inteelt steeds de rode doffers van Baclène gebruikte (de
kleur is dominant) werden bijna al zijn duiven rood. Als liefhebbers
ergens een rode doffer met een witte kop zien, is het oordeel al
geveld „een Bricoux". Vaak is dat ongegrond, maar het karakteriseert
toch zeer goed de fantastische kwekerstalenten, die dr. Bricoux in
zijn populatie ontplooide.
Van de rode kleur moet allereerst worden vastgesteld, dat het alleen
maar uit rode ouders kan voortkomen. En als je geen rode duiven bezit,
kan je nooit een rood jong kweken. Er is echter één uitzondering. Het
komt soms voor, als nakomelingen van rode voorouders plotseling een
vreemd blauw/rode kleur krijgen, waarvan in het bijzonder de dek- en
staartveren blauw-violet genuanceerd zijn. Dat noemt men de opaal
kleur. Het staat los van de rode kleur.
Dit is me eens overkomen bij een stamkoppel dat ik van Marcel Desmet
kreeg en die ik Marcel en Marieke noemde. In het eerste jaar lag er
een opaal kleurige in het nest, die mijn vriend Peter Ujhazy later
meegenomen heeft. Het jaar erop kweekte ik er weer twee zo uit. Alleen
maar doffers. Later heb ik Marcel Desmet erover geschreven en spoedig
kwam het antwoord uit Waregem, dat hij ook verscheidene duiven van die
kleur had. Het is een uitgesproken regel, dat als plotseling een rood
jong geboren wordt uit niet rode ouders, dat de moeder een slippertje
heeft gemaakt met een rode doffer! Een doffer die homozygote rode
allel kleurfactorenparen bezit, en gekoppeld met een blauwe of kras
duivin alleen maar rode nakomelingen kan geven. Deze formule zal
heterozygoot worden hetzij „R-b" of „R-k" In Hongarije is het de
gewoonte dat men twee rode duiven of twee duivinnen met witte ogen
niet met elkaar koppelt. Dit heeft geen nadelen, maar in Hongarije heb
ik nog geen enkel dominante rode kleurvererver gezien. Dat neemt niet
weg dat dat nooit kan voorkomen. Toen ik in de DDR hokken bezocht,
kwam ik er twee tegen. De een zat bij een liefhebber, Weber genaamd,
en de andere bij een zekere Schlegel. Beide kwamen bij Thiele uit
Berlijn vandaan. De ene doffer was 13 jaar oud en de andere 8 jaar.
Het waren de meest karakteristieke Bricoux's die ik ooit heb gezien.
Geen van beide doffers had ooit een jong gegeven dat niet rood was.
Hoe wordt de situatie als we een homozygote, rode doffer met een
blauwkras duivin koppelen?
ouders — kk
nakomelingen =
kleinkinderen = Rk Rk Rk Rk Rk
25% 25%
De afbeelding vertoont hetzelfde resultaat, toen we een dominant
individu met een recessief koppelden. In dit geval zullen van de
kleinkinderen steeds de blauwen en de krassen duivinnen worden. Het is
interessant, dat zich een geheel andere situatie ontwikkelt, als we
een homozygote, rode duivin met een blauwe of een kras doffer
koppelen. In dit geval krijgen we 50% rode doffers en 50% blauwe of
kras duivinnen. De oorzaak van dit verschijnsel ligt aan het feit dat
de rode kleurfactor in een kiemchromosoom opgesloten ligt. Daardoor
vererft het zich samen met het geslacht.
Als we een homozygote rode duivin (RR) met een heterozygote rode
doffer Rb), of met een blauwe of kras doffer koppelen, dan zullen alle
niet rode jongen duivinnen worden.
In het boek van Lahaye-Cordiez staat, dat de homozygoot (RR) rode
doffers lichte snavels hebben. En de heterozygoot rode doffers (Rb)
steeds donkere snavels en donkere pigmentvlekken op vleugels en staart
hebben. Zulke vlekken komen alleen maar bij doffers voor. Deze
korrelaties heeft de eerder vermelde Duitse geneticus en onderzoeker
Regenstein ontdekt.
De geslachtschromosomen van de doffer worden met de formule „X"
aangeduid en die van de duivin met „XY". Het gen van de rode kleur
daarentegen met „RR" aangeduid.
Voor het geslachtschromosoom van een homozygote rode doffer vinden we
de volgende formule: „xx"
Bij de donkersnavelige en van pigmentvlekken voorziene rode doffers,
omdat zij met betrekking tot de rode kleur heterozygoot zijn, is de
formule voor het geslachtschromosoom namelijk: „xx"
De pigmentvlekken zijn dus geslachtsgebonden (aan het mannelijke), in
het geval deze werkelijk zwart zijn. Soms komt het voor, dat men
donkere vlekken in de staart van een duivin vindt. Die zijn niet echt
zwart, maar donkerbruin.
Update 2
Een hamvraag: kan er uit twee blauwe een donkere kras uit komen?
Graag hoor ik van uw mening.
Eddy
Update 3
Beste Hans,
Uit het onderwerp Kleurvererving op de site
www.de-duivencoach.nl:
Uit blauw geband, onderling gepaard (mits fokzuiver), kunnen alleen
blauw gebanden vallen. Als beide partners fokonzuiver zijn en de
factor voor ongeband voeren kunnen er ook ongebanden uit vallen. Let
goed op: uit twee gebanden kunnen nooit of te nimmer gekrasten vallen.
Indien dit wel het geval is kunt u er zeker van zijn dat er een
vreemdparing heeft plaatsgevonden.
Dus: wil je een ronde jonge duiven kopen bij een
liefhebber die b.v. 1 blauw gekraste doffer, 9 blauwe doffers en 10
blauwe duivinnen in een aparte afdeling heeft en hij wil je 4
gekrasten en 16 blauwen leveren, dan klopt er iets niet!
Met hartelijke groet,
Albert Bartelink
Reacties aan:
hans@bodelierpigeons.nl
Zet er s.v.p. het onderwerp bij, dat maakt het voor mij makkelijker.
Dank.
|
|